Toen de Mijnen verdwenen
Wie vóór 1974 door de Oostelijke Mijnstreek reisde, zou een wereld ervaren waar alles draaide om een ding: steenkool. Overal zag je schachten, schoorstenen en koeltorens. Je hoorde het geluid van schachtwielen en het lossen van kolenwagens. Je zou struikelen over de vele spoorlijnen en je vergapen aan de steenbergen die iedere dag een beetje hoger werden. Eens in de zoveel uur zou je de mannen voorbij zien trekken, op weg naar de mijn of net klaar met de sjiech, want de mijnen draaiden 24 uur per dag.
Er zat een grote vanzelfsprekendheid in de manier waarop de mijnbouw hier - samen met de kerk - de dienst uitmaakte en vorm gaf aan de samenleving. Het was de mijnbouw die zorgde voor scholing in de vorm van Ondergrondse Vakscholen en andere technische opleidingen. De mijn maakte van mannen koempels, zonder dat ze daar lang over nadachten. ‘Dat deed je gewoon’, zeggen oud-mijnwerkers als ze terugblikken op hun leven ondergronds.
Een streek waar alles draaide om mijnbouw, was daar ook afhankelijk van. De mijnen bouwden de koloniën waar mijnwerkers woonden en financierden het culturele leven, van voetbalclubs tot muziekverenigingen. De mijnen maakten van Heerlen de rijkste stad na Rotterdam, vol chique winkels, architectonische hoogstandjes en een rijk cultureel leven.
Maar zelfs een wereld die zo vanzelfsprekend leek, kon ten onder gaan. Dat leerden de inwoners van de Mijnstreek op 17 december 1965 toen Joop den Uyl het podium van de schouwburg in Heerlen beklom en aankondigde dat de mijnen zouden verdwijnen. Deze serie onderzoekt hoe de mijnbouw nog zichtbaar en voelbaar is in Heerlen anno nu, lang nadat de laatste kolenwagen uit de diepte is getakeld.
Voor de expositie hebben we een oud winkelpand in Heerlen omgebouwd. Bezoekers liepen via de kelder, de zolder en uiteindelijk de begane grond door het verhaal van Heerlen sinds de tijd van de mijnen.
Publicatie Volkskrant. Ook De Limburger, PF Fotografie Magazine, Kiekie publiceerde foto's.